How do you say fall in Dutch?
— vallen


Related synonyms for fall in Dutch
autumnherfst (m); najaar (n)
comekomen
dropdruppel (m)
lightlichten; bijlichten
pinpin (f)
Generic synonyms for fall in Dutch
bezijn
beginbeginnen; aanvangen
changeverandering (f); aanpassing (f)
comekomen
diedobbelsteen (m); teerling (m)
gogaan
happengebeuren
houruur (n); stonde (f)
seasonseizoen (n); jaargetijde (f)
sinzonde
travelreizen
victoryoverwinning (f); zege (f)
Specialized synonyms for fall in Dutch
avalanchelawine (f)
breakbreken
dropdruppel (m)
flagvlag (f); vaandel (n)
flyvliegen
hailhagel (m)
lightlichten; bijlichten
nightnacht (m)
rainregenen
slowtraag; langzaam; sloom
snowsneeuw (m)
Group relationships for fall in Dutch
eveningavond
Also for fall in Dutch
breakbreken
Related verbs for fall in Dutch
lightlichten; bijlichten
Derivative terms for fall in Dutch
dropdruppel (m)