How do you say date in Dutch?
— afspraakje (n); afspraak (f)


Related synonyms for date in Dutch
seezien; aanschouwen; ZIEN; bekijken; bezien
Generic synonyms for date in Dutch
comradekameraad (m)
daydag (m)
monthmaand (f)
Group relationships for date in Dutch
date palmdadelpalm (m)
Specialized synonyms for date in Dutch
birthdayverjaardag (m)
Related verbs for date in Dutch
seezien; aanschouwen; ZIEN; bekijken; bezien