How do you say body in Dutch?
— lichaam (n)


Specialized synonyms for body in Dutch
churchkerk (f)
clayklei (m)
corpselijk (n)
schoolschool (f); universiteit (f)
universityuniversiteit (f); universitair
Generic synonyms for body in Dutch
bezijn
propertyeigendom (n); bezitting; goed (n); bezit (n)
systemsysteem (n); stelsel (n)
Category relationships for body in Dutch
animaldier (n); beest (n)
humanmens (m)
human beingmenselijk wezen (n)
manmens
Terms within for body in Dutch
abdomenonderbuik (m); abdomen (n)
armarm (m)
asskont (m); reet (m)
backrug (m)
behindachter; achteraan
bellybuik
cankunnen
cheekwang (f)
chestromp (m); torso (m); thorax (m); borst (f)
forkvork (f)
headhoofd (n); kop (m)
legbeen (n)
necknek; hals (m)
shoulderschouder (m)
stomachmaag (f)
tailstaart (m)
Group relationships for body in Dutch
addressadres (n)
Derivative terms for body in Dutch
personpersoon (m)