Lexicographical Neighbors of Bijwoner
Literary usage of Bijwoner
Below you will find example usage of this term as found in modern and/or classical literature:
1. The Land of Free Speech: Record of a Campaign on Behalf of Peace in England by Samuel Cron Cronwright-Schreiner (1906)
"The house and the room are very like that of a Dutch "bijwoner."* A village has
grown up around it now. In Burns's day it was in the country. ..."
2. The Settlement After the War in South Africa by Michael James Farrelly (1900)
"Even among the farmers a class has arisen ominous as any—the landless rustic—the
bijwoner, the bye-dweller. ..."
3. A West Pointer with the Boers by John Y. Fillmore Blake (1903)
"... on arrival in South Africa, as it is this class who provide the work for the
bijwoner class, whose return for this reason, it is necessary to retard. ..."
4. De staf van Aäron: Twaalf leerredenen by Jan Daniel de Lind van Wijngaarden (1908)
"En nu voegt hij daar het woord: „bijwoner" bij. Een bijwoner is een vreemde, maar
die met de niet-vreemden samenwoont en daarmede verkeert. ..."
5. Uitleggingen over het Boek Genesis by Hermann Friedrich Kohlbrügge (1888)
"... geene plaats zoude vinden, maar dat hij daarin heen en weder zou moeten trekken,
als een bijwoner en vreemdeling, zooals ook van hem staat geschreven in ..."