How do you say touch in Dutch?
— aanraken; beroeren; raken


Related synonyms for touch in Dutch
ghostgeest (m); spook (n)
matchlucifer (m); zwavelstokje (n)
meetontmoeten; treffen
Generic synonyms for touch in Dutch
bezijn
changeverandering (f); aanpassing (f)
colorkleur (f)
havehebben
takepakken
understandbegrijpen, snappen (italbrac'“verstaan” usually means “to hear clearly”. You “verstaan” an utterance)
wayweg
Specialized synonyms for touch in Dutch
brushborstel (m); (paint-) verfborstel; (hair-) haarborstel; (tooth-) tandenborstel
centermidden
colorkleur (f)
diggraven; delven
fingervinger (m)
hugknuffel; knuffelen
kisskussen; zoenen
mouthmond (m); bek (m)
palmpalm (m); handpalm (m)
ringring (m)
skirtrok (m)
thumbduim (m)
toeteen (m)
workwerken
Related verbs for touch in Dutch
matchlucifer (m); zwavelstokje (n)
meetontmoeten; treffen
Derivative terms for touch in Dutch
matchlucifer (m); zwavelstokje (n)