How do you say learn in Dutch?
— leren


Related synonyms for learn in Dutch
hearhoren
readvoorlezen
seezien; aanschouwen; ZIEN; bekijken; bezien
takepakken
teachaanleren; leren; onderwijzen; lesgeven
watchhorloge (n)
Specialized synonyms for learn in Dutch
talkpraten; spreken; overleggen
traintrein (m)
Related verbs for learn in Dutch
seezien; aanschouwen; ZIEN; bekijken; bezien
Derivative terms for learn in Dutch
memorygeheugen (n)
teacherleraar (m); lerares (f); onderwijzer (m); onderwijzeres (f); docent (m); docente (f); leerkracht (m)