How do you say have in Dutch?
— hebben


Related synonyms for have in Dutch
bearbeer (m); berin (f)
birthgeboorte (f)
givegeven; overhandigen
takepakken
Generic synonyms for have in Dutch
bedbed (n); sponde
changeverandering (f); aanpassing (f)
fuckneuken; naaien
knowkennen
loveschat
personpersoon (m)
someoneiemand
soulziel (f)
Specialized synonyms for have in Dutch
bearbeer (m); berin (f)
carrydragen
drinkdrank (m); drankje (n); drankske (n)
dropdruppel (m)
eateten; vreten
lamblam (n); lammetje (n)
leadlood (n)
meetontmoeten; treffen
pigzwijn (n); varken (n)
readvoorlezen
sayzeggen; luiden; opzeggen
smokeroken
sportsport (m)
starster (f); vedette (m)
swallowslikken; doorslikken
takepakken
touchaanraken; beroeren; raken
twintweeling (m)
usegebruiken
welcomewelkom!
Related verbs for have in Dutch
bearbeer (m); berin (f)
carrydragen
takepakken
Derivative terms for have in Dutch
birthgeboorte (f)