How do you say face in Dutch?
— gezicht (n); aangezicht (n); gelaat (n); Gelaat


Related synonyms for face in Dutch
cheekwang (f)
expressionuitdrukking (f); gelaatsuitdrukking (f)
lookkijken
Specialized synonyms for face in Dutch
breastborst (f)
lightlichten; bijlichten
matchlucifer (m); zwavelstokje (n)
Generic synonyms for face in Dutch
bezijn
lieliegen
meetontmoeten; treffen
personpersoon (m)
playspelen
someoneiemand
soulziel (f)
Group relationships for face in Dutch
animaldier (n); beest (n)
headhoofd (n); kop (m)
humanmens (m)
human beingmenselijk wezen (n)
manmens
watchhorloge (n)
Terms within for face in Dutch
beardbaard (m)
cheekwang (f)
chinkin
eyeoog (n); kijker
eyebrowwenkbrauw (m)
foreheadvoorhoofd (n)
mouthmond (m); bek (m)
noseneus (m)
Related verbs for face in Dutch
lookkijken
Derivative terms for face in Dutch
cheekwang (f)
lookkijken
Antonyms for face in Dutch
backrug (m)